Samenvatting Gera ter Meulen, 2025.
Artsen weten vaak niet waar ze op moeten letten bij patiënten met een adoptieachtergrond. Geadopteerden missen namelijk vaak medische informatie over hun biologische familie, en kampen vaker met psychische problemen. De benadering van artsen kan ertoe leiden dat de arts-patiëntrelatie onder druk komt te staan en de behandeling minder goed aansluit bij wat hun patiënten nodig hebben. Daarnaast vereist de toegenomen populariteit van DNA-testen dat artsen in staat zijn informatie uit deze testen te interpreteren.
Onderzoek
In dit onderzoek werden 23 Amerikaanse huisartsen geïnterviewd. Het bleek dat hun opleiding huisartsen nauwelijks had toegerust op de specifieke behoeften en risico’s van geadopteerden en ze weten dan ook weinig van volwassenen die geadopteerd zijn. Bovendien hadden de meeste huisartsen nauwelijks geadopteerden in hun praktijk. Hun kennis kwam vooral vanuit de media of vanuit hun eigen netwerk.
Gebrek familiegeschiedenis
Bij veel artsenbezoeken wordt standaard de familiegeschiedenis rond een aandoening uitgevraagd. Maar veel geadopteerden kennen hun oorspronkelijke familie niet. Dat zorgt voor extra onzekerheden en kan bovendien pijnlijk zijn. Uit de studie bleek dat veel artsen het gebrek aan familiegeschiedenis niet zo’n probleem vonden, omdat familiegeschiedenis vaak onnauwkeurig of onjuist is, bv doordat vaderschap niet klopt. Ook kinderen van donoren of mensen met een migratieachtergrond kennen die informatie soms niet. Sommige artsen vroegen zich af of ze bij gebrek aan familiegeschiedenis extra genetische testen moeten laten doen. Die kunnen de onzekerheid verkleinen, maar ook juist vergroten. Een groeiende groep geadopteerden neemt het heft in eigen hand en doet een commerciële DNA-test, om genetische afwijkingen te bepalen. Het probleem is dat deze testen moeilijk te interpreteren zijn. Huisartsen zijn hier ook meestal niet op voorbereid en toegerust.
Extra risico’s
Geadopteerden hebben extra medische risico’s door hun voorgeschiedenis met mogelijke trauma’s, verwaarlozing, mishandeling en ondervoeding. Dit kan gevolgen hebben voor hun lichamelijke gezondheid. Daarnaast kan hun afgestaan zijn, hun ervaring van adoptie en hun uitzonderingspositie ook invloed hebben op hun geestelijke gezondheid. Het is bekend dat geadopteerden een groter risico lopen op zelfdoding. Deze medische en psychische risico’s zijn vaak onbekend bij huisartsen. Sommige huisartsen gaven aan dat ze zich hiervan niet bewust waren. Andere benadrukten dat er veel verschillen zijn in de achtergronden van geadopteerden, en dat ook andere groepen soortgelijke risico’s kunnen hebben. Daardoor worden geadopteerden weinig doorverwezen naar ‘adoptiecompetente hulp’- professionals met kennis over afstand en adoptie.
Vertrouwen
Daarnaast kan de relatie tussen arts en patiënt onder druk komen te staan wanneer artsen onbedoelde missers maken doordat ze niet bekend zijn met de ingewikkeldheden van afstand en adoptie.
Zo hechten artsen misschien niet veel waarde aan familiehistorie, maar als geadopteerden er steeds over bevraagd worden, wekt dat de indruk dat deze informatie belangrijk is voor hun eigen gezondheid. Telkens moeten uitleggen hoe hun situatie is, kan bovendien frustrerend zijn. Ook het taalgebruik van artsen kan stigmatiserend voelen. Denk aan termen als ‘echte ouders’ of ‘adoptieouders’, of aan aannames zoals de noodzaak tot zoeken of het moeten kiezen tussen beide families. Door gebrek aan kennis kunnen artsen problemen van geadopteerden niet altijd goed inschatten. Dit alles kan ertoe leiden dat het vertrouwen van de geadopteerde in de arts afneemt.
Uit de studie bleek dat de deelnemende artsen zich niet hadden gerealiseerd dat hun manier van werken kon leiden tot onnauwkeurigheden, gebrekkige zorg, en onbedoeld kwetsende opmerkingen. Toch kan dit gevoelens van angst, schaamte en wantrouwen oproepen bij geadopteerden. Dat schaadt de vertrouwensband en kan ertoe leiden dat zij niet de zorg krijgen die ze nodig hebben.
Adviezen aan huisartsen:
- Stel open vragen.
- Vermijd aannames of oordelen.
- Beoordeel hoeveel informatie de patiënt wil weten.
- Normaliseer adoptie en LFMH (Limited Family Medical History) in de gezondheidszorg, ook bij het doornemen van patiëntenvragenlijsten en tijdens interviews.
- Gebruik dezelfde terminologie als de geadopteerde patiënt.
- Vermijd onnodige kwalificaties (noem adoptieouders gewoon ouders).
- Vermijd termen als ‘echte’ of ‘natuurlijke’ ouders, gebruik in plaats daarvan ‘biologische’ ouders.
- Ga er niet vanuit dat hereniging met de biologische familie of ‘terugkeren naar [land]’ gewenst of haalbaar is voor de geadopteerde.
-Erken de diversiteit in adoptieprocessen (openbaar versus particulier, open versus gesloten, binnenlands versus internationaal).
-Wees transparant over onbekende zaken en bied aan om te bespreken wat LFMH kan betekenen voor de zorg.
- Neem gezamenlijke beslissingen over screening.
- Stel realistische verwachtingen, met name met betrekking tot genetische tests en de beperkingen van de interpretatie daarvan.
- Verwijs indien mogelijk door naar een medisch genetisch consulent.
- Erken het verband tussen adoptie, geestelijke gezondheid en trauma.
- Screen op depressie en angst en verwijs door naar geestelijke gezondheidsverleners die ervaring hebben met adoptie.
- Luister naar patiënten met LFMH, inclusief geadopteerden.
Wexler, J. H., Toll, E., & Goldman, R. E. (2025). A Qualitative Study of Primary Care Physicians' Approaches to Caring for Adult Adopted Patients. Annals of Family Medicine, 23(1), 24-34. doi:10.1370/afm.240146