Steun ons!

Niet altijd genoeg adoptieouders in eigen land

Kennisbank

Gera ter Meulen, KennisBureau ter Meulen, voor Pleegzorg en Adoptie

 

In de huidige discussie over interlandelijke adoptie wordt vaak verwezen naar het subsidiariteitsbeginsel. Maar ik kom meerdere publicaties tegen die laten zien dat dat misschien ingewikkelder ligt dan je zou denken. Zoals dit artikel met een overzicht van 9 Aziatische landen van onderzoekers uit Japan en Maleisië.

 

Subsidiariteit
Een van de belangrijke standpunten in het Haags Adoptie Verdrag is het subsidiariteitsbeginsel: Als een kind niet bij zijn of haar ouders kan wonen, dan liefst opvang in het eigen netwerk, anders binnenlandse adoptie. Pas als er geen goede opvang in eigen land is, is interlandelijke adoptie een laatste redmiddel. Maar lukt een goede opvang in eigen land wel altijd?

 

VN Richtlijnen Alternatieve zorg voor Kinderen
Want het gaat niet alleen om het subsidiariteitsbeginsel. Volgens de (ook door Nederland ondertekende) VN Richtlijnen voor Alternatieve Zorg voor Kinderen moeten de kinderen ook nog ‘ouders voor altijd’ krijgen. Pleegzorg is een tijdelijke maatregel, met schadelijke overplaatsingen, en tehuizen zijn zo slecht voor de ontwikkeling van kinderen dat ze volgens de Richtlijnen zoveel mogelijk uitgebannen moeten worden.
Daarom moet in deze volgorde gezocht worden naar goede opvang voor kinderen:

  1. Wonen bij de oorspronkelijke ouders
  2. Opvang bij verwanten of anderen uit het eigen netwerk
  3. Binnenlandse adoptieouders
  4. Interlandelijke adoptieouders
  5. Pleegouders
  6. Een tehuis

 

Binnenlandse adoptie een optie?
Dus binnenlandse adoptie en geen pleegzorg of tehuiszorg als een kind niet in het eigen netwerk kan worden opgevangen. Dan is er nog veel te doen. En zijn er wel genoeg aspirant adoptieouders? Het artikel van Shirashi en collega’s zocht dat uit voor negen Aziatische landen. Zij keken in hoeverre stellen waarbij IVF niet lukte, bereid zouden zijn om kinderen uit jeugdzorg in hun gezin op te nemen. En welke factoren deze keuze beïnvloedden. Het bleek dat in veel Aziatische landen het animo voor binnenlandse adoptie – en ook voor pleegzorg - maar laag lag.
Hieraan speelden de volgende vier factoren een belangrijke rol:

 

1. Culturele en religieuze factoren
De cultuur in veel Aziatische landen benadrukt het belang van bloedverwantschap. Dit kan een forse barrière vormen voor het opnemen van niet-verwante kinderen, met name bij adoptie. Dit Confuciaanse uitgangspunt speelt bijvoorbeeld sterk in Japan, waardoor maar 12% van de kinderen in jeugdzorg pleegouders krijgt en slechts 1% geadopteerd wordt.
Ook religie kan belemmeringen opwerpen. Zo mogen in India moslims, christenen en joden niet adopteren, zodat het kind later vrij religie kan kiezen. In Maleisië mogen kinderen van moslimouders niet geadopteerd worden door niet-moslimouders, andersom wel.

 

2. Donorschap en draagmoederschap
Een kind krijgen via zaad- of eiceldonoren of draagmoeders is vaak favoriet boven adoptie en pleegouderschap. Dit is echter in veel landen wettelijk verboden of beperkt. Zo is in Zuid-Korea, Thailand en India donorschap en draagmoederschap toegestaan, in Indonesië strikt verboden en in de Filippijnen strikt beperkt. In Japan is donorschap strikt beperkt en draagmoederschap is verboden. Als aspirant ouders geen kinderen kunnen krijgen via donoren of draagmoeders, dan zijn ze meer bereid om adoptie of pleegouderschap te overwegen. Er zijn ook landen, zoals India, waar donoren en draagmoeders wel zijn toegestaan, maar waar de kosten voor de meeste Indiërs te hoog zijn. In Maleisië verbiedt de (moslim)wet donorschap en draagmoederschap voor moslims, maar hebben moslims boven de 40 en niet-moslims wel toegang tot privé klinieken.

 

3. Structuur en/of ondersteuning van adoptie vanuit de overheid
Wanneer een land een goed systeem voor adoptie- en pleegzorg heeft, de overheid adoptie en/of pleegzorg promoot en/of de gezinnen financieel ondersteunt, bevordert dit de keuze van de stellen voor deze vormen van ouderschap. Dit gebeurt bijvoorbeeld in Zuid-Korea. India en Maleisië.

 

4. Kosten van IVF
Hoge kosten van IVF voor de bevolking of verbod op IVF bij bevolkingsgroepen leidt ertoe dat grotere aantallen ongewenst kinderloze echtparen kiezen voor adoptie. Zo is in de Filippijnen en India IVF te duur voor de lokale bevolking en faciliteert de overheid adoptie.

 

Grote verschillen
Al deze factoren dragen bij aan de grote verschillen in de percentages van kinderen in gezinszorg in de verschillende landen. De auteurs concluderen dat Maleisië, de Filippijnen en China een gevestigd adoptiesysteem hebben en zich het meest richten op opvang van kinderen in gezinnen, met name door beperking van donor- en draagmoederschap. In Thailand leidt de mogelijkheid van donorschap, draagmoederschap en goedkope IVF tot weinig aandacht voor adoptie, daarentegen leidt de dure IVF binnen India tot veel aandacht voor adoptie.

 

Meer aandacht voor gezinsopvang nodig
De toegankelijkheid van donorschap en draagmoederschap lijkt in Aziatische landen van sterke invloed op de bereidheid tot adoptie en pleegzorg. Ook cultuur, religie, economische omstandigheden en financiële overheidssteun voor het adoptieproces spelen een belangrijke rol.
In fertiliteitsklinieken in Aziatische landen is nu nog weinig aandacht voor de optie van adoptie en pleegzorg.
Om het subsidiariteitsbeginsel van ‘opvang in eigen land’ body te geven is aandacht vanuit de overheid, fertiliteitsprofessionals en ook de ongewenst kinderloze stellen van groot belang.

# de auteurs hebben hun informatie vanuit een zoektocht uit internet en wetenschappelijke literatuur, aangevuld door interviews met clinici uit verschillende landen. Zij geven aan dat Informatie was niet volledig en moeilijk toegankelijk en een aantal landen moesten worden uitgesloten omdat informatie niet vrijgegeven werd.

 

[1] UN Guidelines for Alternative care – een uitwerking van het Kinderrechtenverdrag.

 

Shiraishi, E.; Takae, S.; Faizal, A.M.; Sugimoto, K.:, Okamoto, A.& N. Suzuki (2021). "The scenario of adoption and Foster Care in Relation to the Reproductive Medicine. Practice in Asia." Int. J. Environ. Res. Public Health: 18, 3466.